Hogenbomenbeleid

Beleid ten aanzien van hoge bomen op ons complex  13-03-2018

Het beleid ten aanzien van hoge bomen is gebaseerd op een tweetal artikelleden in ons huishoudelijk reglement. Het gaat om artikel 24, lid g en h.

Deze artikelleden luiden als volgt: Artikel 24, lid g: ‘ Indien houtgewassen hoger zijn geworden dan 7,50 meter en/of dikker zijn geworden dan een doorsnede van 30 cm zal door de Tuincommissie een advies worden uitgebracht over het rooien of snoeien. Het bestuur zal over het advies besluiten en het besluit bekend stellen aan de leden als het gaat over een houtgewas op hun tuin, waarbij ook rekening zal worden gehouden met eventuele aangrenzende tuinen.’ Artikel 24, lid h: ‘ Het rooien of kandelaberen van bomen is van gemeentewege vergunningplichtig voor bomen die een doorsnede hebben van meer dan 30 cm, gemeten op 1,30 m boven het maaiveld. Indien dit van toepassing is, dient de Tuincommissie van het voornemen tot rooien of kandelaberen op de hoogte te worden gesteld. De Tuincommissie zal nadere aanwijzingen geven en eventueel de vergunning aanvragen. De legeskosten voor aanvragen van een vergunning worden het betreffende lid in rekening gebracht.’

Het beleid ten aanzien van hoge bomen luidt als volgt.

Onder ‘hoge boom’ wordt hier verstaan: een boom die 7,50 meter of hoger is en/of een boom met een doorsnede van 30 cm of meer, gemeten op een hoogte van 1,30 m boven het maaiveld.

Het bestuur zal de Tuincommissie vragen om een advies uit te brengen zoals bedoeld in artikel 24, lid g, in de volgende gevallen:

  1. Als het gaat om een hoge boom waarbij het kennelijke risico bestaat dat hij omvalt (omwaait) of waarbij het risico bestaat dat er grote takken van af vallen.

  2. Als het gaat om een hoge boom die hinder of overlast veroorzaakt voor een of meer aangrenzende tuinen. Die hinder of overlast kan betrekking hebben op onder meer het volgende:

a. De boom neemt zonlicht weg voor een of meer aangrenzende tuinen. b. De boom onttrekt vocht aan de grond van een of meer aangrenzende tuinen. c. De wortels van de boom groeien door tot in de grond van een of meer aangrenzende tuinen. d. Als het een naaldboom betreft: de naalden van de boom vallen op de grond van een of meer aangrenzende tuinen, zodat die grond verzuurt.

  1. Als het advies van de Tuincommissie luidt dat bij een bepaalde hoge boom sprake is van hinder of overlast voor een of meer aangrenzende tuinen, beoordeelt het bestuur de deugdelijkheid van dit advies. Als het advies deugdelijk is, neemt het bestuur dit advies over. In dat geval maakt hij het advies bekend aan de tuinder van de tuin waarin de hoge boom staat. Deze tuinder krijgt van het bestuur de gelegenheid om binnen vier weken na bekendmaking schriftelijk op het advies te reageren.

  2. Na ontvangst van de reactie van bedoelde tuinder, zoals vermeld onder 3., treedt het bestuur in overleg met deze tuinder om te bespreken wat er met de hoge boom moet gebeuren. Vervolgens neemt het bestuur een gemotiveerd besluit over deze boom. Dit besluit kan als volgt luiden:
    a. Het bestuur gedoogt de hoge boom. Dit betekent dat de boom niet eerder hoeft te worden gekandelaberd of gekapt dan op het moment waarop de tuin wordt overgedragen aan een opvolgende tuinder. Dit gedoogbesluit wordt schriftelijk bekend gemaakt aan de tuinder in wiens tuin de hoge boom staat; of: b. Het bestuur beslist dat er iets aan de hoge boom moet worden gedaan. Dit kan betekenen dat deze boom moet worden gekapt of gekandelaberd. In beide gevallen geschiedt dit op kosten van de tuinder in wiens tuin de hoge boom staat. In dit verband is artikel 24, lid h, van het huishoudelijk reglement van toepassing.

  3. Een gedoogbesluit zoals bedoeld in artikel 4a duurt in principe tot het moment van overdracht van de betreffende tuin. Als de opvolgende tuinder de hoge boom wil behouden, kan hij hiertoe een gemotiveerd verzoek indienen bij het bestuur. Het bestuur vraagt de tuincommissie vervolgens om een advies en neemt na ontvangst van het advies een besluit op het verzoek. Dit besluit wordt vervolgens aan de belanghebbenden bekendgemaakt.

  4. Een opvolgend tuinder van een tuin die grenst aan de tuin waarin een gedoogde hoge boom staat, kan bij het bestuur een gemotiveerd verzoek indienen om de gedoogsituatie te beēindigen. Het bestuur vraagt vervolgens aan de tuincommissie een advies uit te brengen. Na ontvangst van dit advies neemt het bestuur een besluit op het verzoek. Dit besluit wordt vervolgens aan de belanghebbenden bekendgemaakt.

  5. In een bestuursbesluit waarin het bestuur heeft beslist dat een tuinlid iets aan zijn/haar hoge boom moet doen (kappen of kandelaberen) staat een redelijke termijn waarbinnen dit moet gebeuren. Een termijn van zes weken is een redelijke termijn. Als de betreffende tuinder na zes weken geen uitvoering heeft gegeven aan het bestuursbesluit, schakelt het bestuur een derde in om de werkzaamheden te laten uitvoeren. De kosten hiervan worden in dat geval op het betreffende tuinlid verhaald.

  6. In de gevallen waarin dit beleid niet voorziet, beslist het bestuur.

Geaccordeerd door de algemene ledenvergadering van 13 maart 2018